3. Van tableaus naar schimmenspel

les dramatische vorming - schimmenspel - tableau vivant © Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - klik hier voor meer informatie

Tableaus vertaal ik naar kinderen vaak als foto's of als de plaatjes van een stripverhaal: kinderen geven van een situatie een beeld door die stilstaand in een houding, als bevroren poppen, weer te geven. Bij schimmenspel is dit een mooie tussenstap naar bewegend spel, omdat je zo'n tableau een poosje kan laten stilstaan om samen te bekijken of je het kan versterken. Bijvoorbeeld door de regel van opzij of van voren toe te passen.

Met jonge kinderen

Tableaux bij liedjes

Een simpel begin is: uitgaan van een bekend liedje. Dat zingen terwijl een paar kinderen voor de klas een moment uit het liedje weergeven in één tableau.
In dit stadium kunt u eerst een keer tableaus oefenen zonder schimmenscherm.

Bekende liedjes zijn bijvoorbeeld:

  • In Den Haag daar woont een Graaf (kind met mandje),
  • Elsje Fiederelsje (met koekenpan),
  • Opa Bakkebaard (met bezem),
  • Mariske is een danseres,
  • Ik stond laatst voor een poppenkraam.

Een volgende stap is hetzelfde te doen met het schimmendoek. Lees nog even de tip in hoofdstuk 2 als u voor het eerst verduistert.

Meerdere tableaus

Sommige liedjes of versjes lokken uit, dat de kinderen behoefte hebben aan meer plaatjes, die achter elkaar het verhaal vertellen.
Bekende voorbeelden zijn:

  • Zeg Roodkapje waar ga je henen (Roodkapje, wolf met maskertje/oortjes, bloemen),
  • Timpe tampe tovenaar (meerdere betoveringen),
  • Daar was laatst een advocaat,
  • Altijd is Kortjakje ziek (boek, ziek in bed/op stoel),

Of uit "Ziezo, 347 kinderversjes" van Annie M.G. Schmidt:

  • De mooiste bloemen ("Midden op het grote plein, staat het stalletje van Katrijn"),
  • De brievenbus wou niet meer (brievenbus, gereedschap, brieven).

Als de kinderen hun "stripverhaal" van meerdere tableaus achter elkaar presenteren is het de kunst ze echt even stil te laten staan, zodat het beeld ook als mooi plaatje zichtbaar wordt ­ en ze daarna zo snel mogelijk de wisseling naar het volgende tableau te laten maken.
Meestal tel ik als leerkracht zelf tot drie: de tellen zijn de tijd om van plaatje te veranderen, als ik niet meer tel staat iedereen doodstil. Soms gebruik ik daar een triangel of bekkentje voor, omdat die een klank geven die even dóór blijft klinken.
In liedjes en versjes wijst het zich per couplet meestal vanzelf wanneer je kan wisselen.

Variaties zijn mogelijk bij liedjes of versjes: wel of niet meezingen van het publiek, draagt de leerkracht voor en geeft deze wisselingen aan, of zorgt daar één van de spelers voor, of zingt de hele spelersgroep onder het spelen zelf.

Met oudere kinderen

Ook hier kan je in het liedrepertoire zoeken naar liedjes, die zich gemakkelijk lenen tot het geven van één beeld, of een stripverhaal van meerdere beelden. Eerst als les in tableaux zonder schimmen­scherm, later met het scherm.
Maar de kinderen kunnen ook heel goed zelf korte gebeurtenissen verzinnen, die zich lenen voor het weergeven in één of maximaal vier tableau.
Onderwerpen voor dergelijke gebeurtenissen zijn bijvoorbeeld:

  • Een onverwachte ontmoeting,
  • De bekeuring,
  • Verdwaald,
  • Roddelen,
  • Het afscheid,
  • Een onverwacht cadeautje.
Van één naar vier tableaus
  • Laat de kinderen eerst één tableau maken bij de opdracht: het spannendste moment zo spannend mogelijk laten zien.
  • Daarna kunnen ze het verhaal uitbreiden tot maximaal vier tableaus. Bijvoorbeeld:
    • het begin,
    • plotselinge gebeurtenis,
    • hoogtepunt/spannendste,
    • afloop.
Van tableaus naar schimmenspel

Als je de tableaus eerst gewoon voor de klas oefent en pas in tweede instantie met het scherm gaat werken, is het interessant om te kijken wat er moet veranderen. Bijvoorbeeld:

  • je kan geen gezichtsuitdrukkingen meer zien. Kan je toch je houding zo duidelijk maken, dat de gebeurtenis duidelijk blijft?
  • meer uitdrukking geven met armen en handen,
  • meer uitdrukking geven met de totale lichaamshouding (meer of minder spanning in je buik verandert de totale houding van je romp; zijn je benen recht of gebogen, wijdbeens of dicht bij elkaar, enz.),
  • hoe is de stand van je hoofd ten opzichte van je romp (recht, gebogen, wat meer naar voren of naar achteren geschoven).
  • je ziet geen diepte, spelers moeten meer naast elkaar staan.
  • kan je gebruik maken van de basisregels (van opzij/van voren en dichtbij/veraf)? Bijvoorbeeld: een politieagent kan boven een arrestant uittorenen ­ of als slapstickeffect juist piepklein zijn.