8. Theorieles - het Wie-Wat-Waar-schema

les dramatische vorming - schema van een toneelstukje - dramatische analyse - creatief spel - afspraakspelen © Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - klik hier voor meer informatie
  • Leerlingen begrijpen het schema en hoe het de vorige lessen werkte.
  • Ze kunnen het schema zelf invullen als ze afspreekspelen maken.

Wie - Wat - Waar

Bouw samen met de leerlingen een eenvoudige versie van het schema op.

Wie

Naar aanleiding van de dierenles kan WIE worden verduidelijkt:

  • de rollen met
  • ieder een karaktertrek
  • die je kan zien en horen.

Het eerste geheim van een goed toneelstuk zit dus in de eigenschappen van de rollen.

Wat

  • Begin
  • Verloop
  • Eind

Deze korte weergave van WAT is voor de leerlingen begrijpelijk. In de les over de Euromast zat het Begin in de opdracht. En ze hebben verschillende keren meegemaakt dat ik ze vroeg het Eind helder af te spreken.

Waar

En ook WAAR herkennen ze van de Euromast en de Grot. Eventueel vertel ik er nog wat bij, zoals dat ik bij de Euromast een bank vooraan neerzette om het spel naar voren te trekken, en voor het publiek goed zichtbaar te maken.

Het Grote Vraagteken

Maar er is nòg een geheim ding, dat maakt of een toneelstuk echt goed is of minder goed. En dat is: wat maakt het toneelstuk spannend?
Elk toneelstuk heeft iets in het verhaal nodig, dat het spannend maakt. Dat maakt dat het verhaal echt gaat lopen, en dat je echt wil weten hoe het afloopt. In schema:

  • Wat maakt het spannend?
  • Motor achter het verloop.
  • 'O-o, hoe loopt dat af?

En als je weet wat HET GROTE VRAAGTEKEN is, dan weet je ook dat je spel kan stoppen als dat ene spannende is opgelost. Dan hoef je niet meer verder et spelen. HET GROTE VRAAGTEKEN helpt dus, om je spel kort en krachtig te houden. En dat hebben de leerlingen me de afgelopen lessen steeds horen zeggen!

En: vaak begint een toneelstuk met een begin, waarin je wel al wat ziet gebeuren --- je maakt wat kennis met de situatie en sommige rollen --- maar waarbij het echt spannende nog moet komen. Daarom zit er bij WAT, tussen het Begin en het Verloop, nog een extra moment, dat ik het O-o-moment noem. Dat is het moment, dat je opeens begrijpt waar het om draait, wat er spannend is, zodat je denkt: 'O-o, hoe loopt dat af!'

Het schema op dit moment

  • HET GROTE VRAAGTEKEN
    • is wat het verhaal spannend maakt,
    • het is de motor achter het verloop
    • zodat het publiek denkt: "O - o, hoe loopt dat af ???"
  • WIE
    • de rollen met
    • ieder een karaktertrek
    • die je kan zien en horen.
  • WAT
    • begin
    • o-o-moment
    • verloop
    • eind
  • WAAR

In een later stadium kunnen daar SPULLEN  en THEMA ook nog bij komen. In de les met de hoeden hebben we bijvoorbeeld spullen gebruikt.

Analyse

Bekijk nu de vorige lessen nog eens.
In feite waren het meestal lessen rond WIE, behalve HET GROTE VRAAGTEKEN op de Euromast. En bij het spel in de grot speelde WAAR een belangrijke rol. Maar die les gebruikte ik ook om te laten zien hoe je de karaktertrek bij WIE kan inschakelen.

Verzin nu samen met de kinderen, hoe je met het schema spannende toneelstukken kan verzinnen. Bijvoorbeeld:

  • Spannende rollen: WIE.
  • Spannende plekken: WAAR.
  • Spannende titels: HET GROTE VRAAGTEKEN.
  • Spannende onderwerpen: WAT.
  • Spannende beginnen: WAT.