2. Lessuggesties

lessen dramatische vorming - creatief spel - afspraakspelen © Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - klik hier voor meer informatie

Deze lessenserie is de bewerking van een project dat ik in groep 5 t/m 8 van basisscholen uitvoerde. In feite zijn de lessen zonder meer overdraagbaar naar alle leeftijden vanaf een jaar of tien.

De lessen geven inzicht in het Wie-Wat-Waar-schema, en hoe je het kan toepassen om kwaliteit te geven aan afspreekspelen en toneelimprovisaties.

Te vaak zijn collega's teleurgesteld in de lessen drama. Dit project heb ik geschreven om die teleurstelling te voorkomen. Wanneer leerkracht èn leerlingen de inzichten uit deze minigids delen, ligt de weg open om in elke toneelspelopdracht kwaliteit te genereren. En daarmee ook effectief gebruik te maken van methodes en lessuggesties uit boeken of van internet.

Daarbij spelen een rol:

  • Kinderen kunnen rollen van karaktereigenschappen voorzien.
  • Kinderen kunnen een verhaal samenstellen rond één spannend gege­ven ("HET GROTE VRAAGTEKEN").
  • Kinderen kunnen elkaars spel positief evalueren. Negatieve kri­tiek remt spelplezier en spontaniteit.
  • Kinderen kunnen gevechten en achtervolgingen op een voor het pub­liek en hun medespelers verantwoorde manier in het spel inpassen.

De lessenserie:

  • Op de Euromast: Waar en het Dramatisch Conflict (Het Grote Vraagteken) zijn in de opdracht verwerkt. Het is een prettige opdracht om mee te beginnen: alle leerlingen kunnen gemakkelijk meespelen en een paar eerste afspraken worden zichtbaar. Van Wat wordt de Afloop speciaal benoemd.
  • Zet een hoed op: rollen maken met hoedjes (Wie) en daar als kleine vooroefening een verhaaltje mee maken (Wat, Dramatisch Conflict)
  • Gevechten en achtervolgingen: lessuggesties om daar toneelmatig mee om te gaan.
  • Avontuur in een grot: basisles met Waar en Wie. Leerlingen worden uitgedaagd een spannend verhaal te verzinnen, en ontdekken ook dat er eigenlijk nog veel meer aan de hand is in een toneelspel.
  • Dierenrollen: Wie: wat zijn speelbare (karakter)eigenschappen en hoe laat je die zien en horen in bewging en klank.
  • Van rollen naar samenspel: de in de vorige les ontwikkelde dieren laten samenspelen, en ze niet als dieren, maar vanuit hun karaktertrekken op elkaar laten reageren.  Dit overzetten in een kort en krachtig spel met rollen en alle andere gegevens.
  • Theorieles: het Wie-Wat-Waar-schema.
  • Ruzie op de speelplaats: toepassing van het schema in een afspreekspel. Daarnaast worden tableau's gemaakt, om het spel te versterken.
  • Een rol fysiek gestalte geven: de lessuggesties uit de gelijknamige minigids toepassen.

Slecht spel

Veel voorkomende oorzaken van slecht toneelspel zijn:

  • HET GROTE VRAAGTEKEN is al opgelost, het spel gaat eindeloos door.
  • HET GROTE VRAAGTEKEN wordt niet aangegaan of opgelost, het spel gaat eindeloos door.
  • Het verhaal bestaat uit heel veel kleine vraagtekentjes (er gebeurt steeds weer iets onverwachts), het gaat maar eindeloos door.
  • De kinderen weten onvoldoende WIE ze zijn en WAT ze moeten realiseren.
  • Er wordt niet goed samengewerkt. Iedereen moet:
    • op de hoogte zijn van de afspraken,
    • ze ook samen willen realiseren,elkaar daarvoor ook de speelkansen geven.
  • Spelangst, veroorzaakt door:
    • verlegenheid,
    • slecht samenspel,
    • negatieve kritiek.

Slecht toneelspel is vaak herkenbaar aan:

  • Gebrek aan samenspel.
  • Ongelijke verdeling van taken.
  • Er wordt geen helder spannend gegeven uitgespeeld, het spel verzandt. Gevolgen daarvan zijn:
    • het spel is alleen maar interessant door de grappen en grollen, niet door het verhaal,
    • een enkeling steelt de show en speelt de anderen weg (vaak uit hulpeloosheid: er wordt dan in ieder geval nog gespeeld!).
  • Het spel is alleen maar voor de spelers interessant door de gevechten en achtervolgingen.
  • Kinderen kluiten op elkaar, zoeken veiligheid bij elkaar.
  • Kinderen spelen niet open naar het publiek, maar achter op het toneel in de hoeken met hun rug naar het publiek.

Belangrijke afspraken

  • Uitgelachen of voor dom uitgescholden worden is het allerergste.
  • Ook als het lijkt alsof iets alleen maar een geintje is... !!
  • Het gaat er om, dat jullie samen je verhaal zo goed mogelijk vertellen. Dus niet: hoe krijg ik de lachers mee en de anderen doen daar niet aan mee.
  • Kies een karaktertrek.
  • Het gaat om HET GROTE VRAAGTEKEN.
  • Nabespreken doen we (zeker in het begin) vooral op wat je goed vond.

Als subgroepjes in een grote ruimte oefenen zal je ze vaak willen onderbreken:

  • Als de leerkracht iets wil zeggen: ga zitten op de plek waar je nu bent (dus niet eindeloos door de ruimte zwieren en lawaaien).
    Veel kinderen vinden dit moeilijk, omdat ze aannemen dat ze klaar moeten zijn als de juf of meester iets gaat zeggen. Dus gaan ze als gekken nog gauw even door met oefenen en overleggen.
  • Kondig daarom aan dat de laatste oefenronde aanbreekt ("Ik zie van veel kinderen de eigenschappen nog niet zo duidelijk. Oefen jullie toneelstukje nog één keer, en kijk of die karaktereigenschappen duidelijk blijven. Dan gaan we er daarna naar kijken"). Zo wennen ze er ook aan, dat een onderbreking meestal een extra aanwijzing betekent, waar je snel even stil voor moet zijn zodat je daarna weer verder kan.

Als een groepje hun stuk laat zien, gaan andere kinderen vaak door met overleggen. Niet doen! Want:

  • Jij wil ook graag dat anderen naar jou kijken.
  • Dit soort laatste afspraken mislukt meestal toch, omdat niet iedereen het gehoord heeft.
  • Daarom: als je echt nog iets moet afspreken, kan dat op het moment dat je groepje aan de beurt is. Het is helemaal niet erg als je dan nog gauw iets tegen elkaar zegt.
    Een "redelijk alternatief..."