Hoofdstuk 4: Suggesties voor oudere kinderen - Vervolg

les dramatische vorming - pantomime © Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - klik hier voor meer informatie

Op de basis van het vorige hoofdstuk kan nu verder gebouwd worden.

Wat komt er uit de kast?

  • Toepassen van de basisregels.
  • Herkennen waarom pantomime vaak onduidelijk wordt.
  • De vierde en vijfde basisregel kunnen ook aan de orde komen.

Opdracht

  • Eén leerling loopt naar een denkbeeldige kast met laden en deurtjes, haalt daar een denkbeeldig voorwerp uit, laat zien wat je er mee doen kan.
  • De klas raadt het voorwerp.

Aandachtspunt

  • Wat kan je duidelijk herkennen in de uitbeelding?
  • Kunnen we samen bedenken: wat zou kunnen helpen om het spel nog duidelijker te maken?
  • Grijp daarbij terug op de basisregels.

Verwerking

  • Als duidelijk is wat problemen en oplossingen zijn beeldt de hele klas de handeling uit.
  • Bedank de eerste leerling voor het inspirerende idee.

Kringen

Het principe van voordoen, nadoen en doorgeven is in een kring gemakkelijk te organiseren met verschillende variaties. Bijvoorbeeld:

  • Eén kind doet iets voor, wie begrijpt wat er uitgebeeld wordt doet het mee, of doet het na, of doet het op zijn eigen manier ook.
  • Eén kind doet iets met een denkbeeldig voorwerp, geeft het door aan een volgend kind, die hetzelfde of iets anders er mee doet.
  • Eén kind doet iets met een voorwerp, zodat eigenschappen zichtbaar worden (zwaarte, grootte, vorm, enz.). Het volgende kind neemt net zo’n voorwerp, maar verandert één eigenschap.

Mogelijke onderwerpen

  • Beroepen, sporten, circusacts, strand, winkelen, het ziekenhuis, cadeautjes uitpakken.
  • Ballen, teken- en schilderspullen, spullen uit de klas, huishoudelijke voorwerpen, gereedschappen.
  • Met de dertien onderwerpen en de drie variaties van kringen kan je een jaar lang al ééns in de veertien dagen een kort pantomimelesje in je programma inbouwen! Ook als stimulerend prettig tussendoortje, tussen twee inspannende andere lessen in.

Verdere mogelijkheden

  • Kleine ontmoetingen, waarin de geoefende handelingen verwerkt kunnen worden.
  • Toneelspelletjes, waarin de eigenschap van een voorwerp plotseling verandert (metamorfose).
  • Het als pantomime uitbeelden van een lied of gedicht.
  • In liedjes, waar bij elk couplet een handeling verzonnen kan worden (Muzikantjes, enz. ) beeldt een kind de handeling uit, waarna de klas het couplet meezingt en mee uitbeeldt.