Hoofdstuk 1: Vijf basisregels

les dramatische vorming - pantomime © Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - klik hier voor meer informatie

In de hoofdstukken hierna staan spelvormen om de basisregels tot leven te brengen. Ze gaan over het spelen met 'onzichtbare voorwerpen'. Hier noem ik ze vast kort --- in de spelvormen hierna kunnen ze voor kinderen (èn volwassenen) tot leven komen.

De eerste regel kan je al met kleuters toepassen. De eerste drie zijn voor iets oudere kinderen goed bruikbaar. De vierde en vijfde gebruik ik met basisschoolleerlingen vooral in mijn eigen regie-aanwijzingen. Maar wanneer ze iets meer ervaring hebben begrijpen ze ook die perfect.

1. Vastpakken en loslaten

Geef de vorm van een voorwerp aan en het moment van het vastpakken of loslaten. Geluiden (tik - tok, pfloetsj - pflatsj) kunnen helpen om dat te verduidelijken.
Misschien is dit wel de belangrijkste van de basisregels! Je geeft heel veel duidelijkheid aan een pantomime wanneer je het moment van vastpakken en loslaten van een voorwerp heel helder - apart - aangeeft, voor je er iets mee doet (eigenlijk is dat ook basisregel 4).

2. Je hele lichaam

Je uitbeelding wordt sprekender naarmate je hele lichaam bewust aan de handeling meedoet. Dit speelt duidelijk een rol bij het kracht zetten. Kracht zetten doe je vanuit je buik met soepele knieën, zodat je hele lichaam ook mee kan doen.
Soms is de golf een middel om het hele lichaam bij de uitbeelding te betrekken (bijvoorbeeld gooien).

3. Lijnen en plekken

Een rechte lijn blijft recht, een vaste plek in de ruimte blijft daar, de grootte van een voorwerp blijft constant.

Al deze regels zijn er op gericht het spel duidelijk en helder te houden: daar ontbreekt het vaak aan terwijl toeschouwers tegelijkertijd erg kritisch zijn op een juiste uitvoering!
In een later stadium kunnen daar nog bij komen:

4. Stap voor stap

Maak ingewikkelde handelingen duidelijk door ze op te delen in deeltjes, die je als een muziekstukje toon voor toon achter elkaar speelt. Bijvoorbeeld: eerst een voorwerp ontdekken (basisregel 5), dan vastpakken (basisregel 1), dan pas oppakken, dan er iets mee doen (vaak basisregel 2), dan weer neerleggen, dan duidelijk loslaten (basisregel 1).

5. Eerst kijken, horen, voelen, denken, merken

Voor je iets doet moet er altijd een reden zijn om dat te doen. Je komt bijvoorbeeld op een idee, omdat je iets ziet, hoort, voelt, bedenkt, merkt, ontdekt.
Tekenfilms en slapstick maken hier vaak gebruik van: clowns zijn eerst altijd zo verbaasd (oink?!) of komen zo duidelijk eerst op een idee (lampje!).

Extra steun

Muziek en geluiden

De regels van vastpakken en loslaten en stap voor stap geven al aan, dat een duidelijke pantomime muzikaal is. Geluiden, van de speler zelf of van een aparte muzikantengroep, kunnen de uitbeelding verhelderen, en effecten versterken (bijvoorbeeld een suizend geluid bij het gooien van een sneeuwbal).
Een muziekje met een stimulerend ritme kan kinderen helpen om hun uitbeelding muzikaal te maken. Bovendien vult de doorgaande muziek 'gaten' in de voorstelling op: het publiek blijft toch geboeid kijken, de muziek geeft een soort continuïteit.
Zie ook het hoofdstuk over Bewegen op muziek.

Wel of geen rekwisieten

De klassieke pantomime maakt in het theater bijna geen gebruik van rekwisieten. Je laat de kinderen soms wel erg alleen staan als je dat in de klas ook doet.
Een tafel, waarop zich bepaalde handelingen afspelen kan een enorme steun zijn. Het geeft een vaste plek in de ruimte aan, waar het kind steeds naar kan terugkeren: een veilige basis. En ook een houvast voor de kijkers.
Hetzelfde geldt voor stoelen en deuren. Waarom zou je de echte deur in het lokaal niet gebruiken? Die blijft tenminste op zijn plaats en gaat altijd naar dezelfde kant toe open en dicht...
In filmpjes op internet zie je. hoe veel pantomimespelers handig gebruik maken van echte voorwerpen! Bijvoorbeeld een koffer, of een bal.