2.2. Opleidingsmodel

© Walter Roozendaal - www.muzemuzette.com - en Janine Slijkhuis - www.janineslijkhuis.nl - klik hier voor meer informatie

Voor het opleidingsmodel geef ik graag nog wat meer ideeën.
Een opleidingsjaar zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit verschillende onderdelen:

  • 10 lessen zang,
  • 10 lessen acteren en
  • 10 lessen dans, gevolgd door
  • 5 lessen door de drie docenten samen, waarin gewerkt wordt aan een
  • korte presentatie/voorstelling.

Op die manier komen kinderen in aanraking met de drie belangrijkste disciplines van muziektheater. Aan het eind van het jaar worden de drie disciplines met elkaar verbonden in een eindpresentatie.
Bovendien geef je zo aan veel kinderen de kans om ervaring op te doen, terwijl je de productiegroep, die ondertussen aan een grote voorstelling werkt, haalbaar houdt in grootte en kwaliteit.
Dat levert een aantrekkelijk en werkbaar geheel op!

Het verschil tussen opleidingsklassen en productiegroep moet dan wel duidelijk zijn.
Opleidingsklassen zijn cursussen, waarbinnen vaardigheden getraind worden. In een kleine presentatie aan het eind van een jaar kan je daar een indruk van geven. Je geeft de cursisten dan ook een kleine ervaring in optreden.
Dat is iets volkomen anders dan een grote voorstelling, waaraan de productiegroep een jaar lang werkt.

Het is belangrijk dit ook duidelijk aan ouders over te brengen.
Bij een opleidingsklas moeten de verwachtingen over de grootte en kwaliteit van de presentatie helder zijn, en niet opgeblazen worden.
Tegelijkertijd echter kunnen de verwachtingen over speciale inspanningen die van de ouders verwacht worden groter uitvallen dan gedacht: kostuums, rekwisieten, decor, grime en hulp achter de schermen vragen ook tijd en aandacht. Ze moeten misschien tot een minimum worden beperkt — wat betekent dat ook de verwachtingen van de kinderen zelf daar mee moeten kloppen.
Samen met de kinderen zoeken naar eenvoudige en betaalbare oplossingen voor de vormgeving kan overigens ook een creatief proces zijn.

Aan het systeem van opleidingsklassen naast een productiegroep zitten ook financiële kanten:

  • In de variatie met drie disciplines betaal je drie docenten voor 10 lessen + elke docent 5 lessen en de voorstelling (en die kost misschien meer dan één les extra).
    Voor een jaar van 35 lessen en een voorstelling heb je dus ongeveer 3 x (10 + 5 + 3) = 54 x het honorarium van één les nodig.
    Houd er ook rekening mee, dat de docenten voor hun samenwerking de nodige overlegtijd moeten investeren. Daarnaast zijn er misschien extra kosten voor het optreden zelf, zoals zaalhuur, licht en geluid en vormgeving. Dat moet je van tevoren incalculeren.
  • Wanneer je uit de opleidingsklassen kinderen selecteert voor de productiegroep, ontstaan er vragen over de cursusbijdrage. Kinderen volgen nu twee activiteiten. Verdubbelt de cursusbijdrage? Levert dat een betaalbare ouderbijdrage op, of moet er in de productiebegroting gekeken worden naar middelen om de cursistenbijdrage laag te houden? Dit kan bijvoorbeeld door de inkomsten uit kaartverkoop, de uitkoop van een try-outvoorstelling in een centrum voor ouderen of misschien door sponsoring.